Minder gaten in dijken zorgt voor meer veiligheid langs de Maas


Met het oog op de toenemende hoogwaters van de Maas vernieuwt Waterschap Limburg het beleid voor de dijken langs de Maas. Veiligheid staat op nummer één als het gaat om het aanleggen en onderhouden van dijken en andere typen waterkeringen. Daarom mag het aantal doorgangen in dijken in ieder geval niet toenemen. Want deze ‘gaten’ in de dijk moeten bij hoogwater worden dichtgemaakt. Dat brengt, technisch en fysiek, risico’s met zich mee, zo blijkt uit het Beleidsplan Waterkeringen. Dit plan ligt  de komende zes weken ter inzage wordt later dit jaar door het algemeen bestuur van Waterschap Limburg vastgesteld.

“We zien dat de inpassing van hogere en sterkere dijken in de omgeving steeds lastiger wordt, vooral in dichtbebouwd gebied” vertelt Jeroen Achten, dagelijks bestuurslid van Waterschap Limburg. “Voor ons telt vooral of we de veiligheid die we willen bereiken, kunnen waarborgen. Nu en in de toekomst. We moeten dus goed kijken naar de manier waarop we dijken ontwerpen en de mogelijkheid om de waterkeringen in de toekomst aan te passen aan nieuwe omstandigheden. We zullen dus ook samen met andere overheden goed moeten kijken naar de mogelijkheden in ruimtelijke ordening.”

Tijdsdruk

Ook beheersbaarheid van de beschermingsmiddelen is heel belangrijk. Daarom moet het aantal doorgangen in dijken (coupures) omlaag. Bestaande doorgangen zullen waar mogelijk worden vervangen en bij het ontwerp van nieuwe dijken vermijdt het waterschap deze doorgangen (en andere constructies die bij hoogwater moeten worden gesloten) zo veel mogelijk. Dat geldt ook voor situaties waarbij tot nu toe schotbalken gebruikt werden om uitzicht van aanwonenden te handhaven.

Langs de Maas in Limburg bevinden zich nu al 126 coupures, die tijdens hoogwater van de Maas bijna allemaal gesloten worden met schotbalken. Er zijn daarnaast 36 plekken waar tijdens hoogwater wanden van schotbalken worden opgebouwd om het Maaswater tegen te houden. Alles bij elkaar dus meer dan 160 plekken waar bij een calamiteit onder tijdsdruk gewerkt moet worden om de waterkering te sluiten en te zorgen dat er geen water doorheen komt.

Topprestatie

,,Alleen als het echt niet anders kan, gaan we in de toekomst nog doorgangen in dijken maken,” legt Jeroen Achten uit. ,,Want we zien dat er – mede door de klimaatverandering – steeds vaker hoogwater voorkomt in de Maas. Dus moeten onze mensen ook steeds vaker op basis van de crisisplannen aan de slag en al die gaten in de dijken dichtzetten. Dat moet binnen een korte tijd gebeuren, want het water komt vaak ook snel. We hebben de menskracht niet om tijdens een crisis nóg meer doorgangen in de dijken dicht te zetten.” Daarnaast is op deze plekken het risico groter dat er iets mis gaat dan bij een dijk zonder doorgangen. ,,De schotten bijvoorbeeld die in de dijk gezet worden, en de mensen die dat moeten doen, moeten allemaal op tijd op de juiste plek zijn. En het moet technisch ook allemaal werken en geen water doorlaten. Dat is elke keer weer een topprestatie.”

Biodiversiteit

Waterschap Limburg beheert circa 200 kilometer waterkeringen langs de Maas, die vóór 2050 moeten voldoen aan de wettelijke veiligheidseisen. Het waterschap ziet de dijken niet alleen als een bescherming tegen hoogwater. De dijken vormen ook  een groen lint in het landschap, dat als leefgebied kan dienen voor allerlei gewenste soorten planten en dieren. Zowel bij aanleg als bij beheer en onderhoud wordt waar mogelijk de biodiversiteit op de dijk gestimuleerd. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor een combinatie van functies op een dijk, bijvoorbeeld als het gaat om de aanleg van fiets- of wandelpaden op een dijk. Hierbij geldt dat dit nooit ten koste mag gaan van de veiligheid. Ook is het waterschap gebonden aan landelijke kaders voor de financiering van dijken, waarbij een ‘sober’ ontwerp wordt voorgeschreven. Dat betekent dat het waterschap bij extra wensen aan het ontwerp naar medefinanciering van gemeenten, de provincie of de omgeving zal kijken.

Het Beleidsplan Waterkeringen ligt tot en met 31 juli ter inzage. De reacties worden daarna verwerkt en betrokken bij de besluitvorming in het algemeen bestuur, later dit jaar.